Over de Schutterye van den Handboog, die dezen bogaard bezat en over dien bogaard zelve deelt Van Heurn in zijne Beschrijving mede, „dat zy is veel jonger van instellinge als die van den Jongen Voetboog 1). Zij werd de Handboog genaamt, omdat (hare) Schutters oudtijds met bogen schoten, waarvan de pees met de hand teruggetrokken en vervolgens los gelaaten werd, waardoor men den pijl voortdreef. De tijd haarer oprigtinge is onbekend. De schutsheer dezer Schutterye was St. Sebastiaan. De Boomgaard deezer Schutterye staat ten einde van de Tolbrugstraat tegens den Wal.”
Deze bogaard werd den 22 Augustus 1496 door de Regeering van den Bosch aan gezegde Schutterij geschonken bij
| 365 |
een charter, dat thans berust in de verzameling oorkonden van het Prov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant; zij verklaarde daarbij te schenken aan den Hantboge scutten van die stat een lege erve oft plaetze, gelegen in deser stat after die Tolbrugge by der statmuer aen die zyde ter Orthenpoorten waert den erve, den Clooster af ter die Tolbrugge toebehoerende, eenen grave tusschen beyde liggende, d'een zyde ende der voirs. statmuer d'ander zyde, streckende van den hoigen dijck aldaer afterwaerts totten erve, den Clooster van Sinte Geertryen toebehoirende, oick een grave aldaer tusschen beyde liggende. Sr Rogier van Broeckhoven, raadsheer en kapitein van de Schutterije ofte Gilde van den Handboog der stad den Bosch en de Sergeanten en Officialen van die Schutterij verleenden 10 Mei 1616 ten overstaan van Schepenen van den Bosch (Reg. n° 341 f. 386) eene grondrente uit dien bogaard, welke alstoen omschreven werd als: een huis, grond en erf, genaamd de hantbogenscuttershof 2), staande te den Bosch aan het einde der Lange Tolbrugstraat nabij den stadswal, tusschen dien wal en het erf van het Klooster van den den 3en regel van den H. Franciscus. Voorzegde bogaard werd in 1772 door aankoop vergroot, want op den 23 Januari van dat jaar (Reg. n° 583 f. 16 vso) verkocht Cornelis Adriaan Zorreth, kapitein der Dragonders te den Bosch, als man van Clara Willemina Maria de Montfort, aan Carel Hendrik Jacob Sweerts de Landas, kapitein der Schuttery van den Handboog, ten behoeve van dezelve: eenen moestuin, gelegen tusschen den ingang van den bogaard der Schutterij van den Handboog ex uno en de straat ex alio, zijnde zijne vrouw aangekomen van hare ouders.
Over het gebouw, dat op dezen bogaard stond, vermeldt
| 366 |
Van Heurn in zijne Beschrijving het volgende: „Het schijnd in den jaare 1594 gebouwd te zijn 3), omdat de ankers in den voorgevel van (hetzelve) dit jaartal uitbrengen. In dien gevel is een groote steen gemetseld, waarop het wapenschild der Schutterye en vier kleineren uitgehouwen zijn; de laatsten schynen die der Officieren te wezen, welke tyde der stichting van het gebouw in dienst waren. Op het toppunt der gevelmuur staat het beeld van Sebastiaan, aan een geknooten boom gebonden, met eenige pylen door het lichaam. Langs den Wal is een zwaare muur, welke, volgens de steenen daarin gemetseld, in het jaar 1676 schijnd gebouwd te zijn. Van den Wal kan men langs verscheide trappen van blaauwen steen in den Boomgaard komen. Voor aan de Tolbrugstraat is een poort, waardoor dese Schutterye, wanneer die in de wapenen verschijnd, heentrekt; door dezelve komt men op een ruime plaats en vervolgens in den boomgaard, die met eenige boomen beplant is. In een der bovenkamers van het gebouw hangt een oude yzere kroon met verschelde blakere, waarop kaarsen gezet kunnen worden; onder aan die kroon is een hartshoorn van een buitengewoone groote en met veele takken vastgemaakt; men verhaald, dat dit een hoofdsieraad van een hart zoude zijn, welke voormaals in dien boomgaard gekomen en daarin gevangen zoude zijn; agter die hoornen, ter plaatse van de hersenpan, staat de afbeelding van een vrouwe met een kind, dan wat die beteekenen is my onbekend. Op een der andere kamers is een schilderye, waarop verbeeld is Sebastiaan aan een boom gebonden, die door eenige krijgslieden met pylen word doorschooten; dit stuk is tamelijk wel uitgevoerd; de naam des schilders is my, naar onderzoek daarop, niet gevonden. Boven de schoorsteen van dit vertrek hangt een oud stuk, hetgeen my voorkomt tot een autaarstuk gediend te hebben; in het mid-
| 367 |
delste gedeelte van hetzelve is Sebastiaanus, in een oude kleedye in het harnas te paard verbeeld, die een koning met de schepter in de hand overrijd; ter wederzyde op het binnenste der deuren 4) staan zeer oude schrijfletteren op papier, hetwelk daarop geplakt is en waarvan verschelde stukken weggeraakt zijn; zover ik er ietwes van heb kunnen opmaaken, is dit een ordonnantie voor deze schutterye geweest, die tot viering van den dag van den Schutsheer gediend hebben; op de linkerdeur van dit stuk, van buiten, staat het wapenschild deser Schutterye en op die ter regte het beeld van Sebastianus aan een boom gebonden, met pylen doordeszelfs borst; tot welken autaar deeze schilderye gediend hebbe, kan ik niet melden. In de bovenste voorkamer zijn zes ouwerwetse swaarden, verscheide pylkookers en eenig handboogen, welken by het optrekken der Schutterye gebruikt worden, alsmede twee groote schilden van schildpadden, waarop Sebastianus te paard afgebeeeld is; deeze strekken mede ten voorgemelde gebruike. Van buiten tegen den bovenmuur der Schutterye naar de zyde van de wal, staat uitgehouwen een beeld van Sebastianus, dat gewapend te paard zit en een koning, met een schepter in de hand, overrijd; hetzelve is levensgroot en met een houte kas omvat, voor welke twee deuren zijn, welke op zekere tyden worden opengezet” Nog deelde Van Heurn t.a.p. mede, „dat het wapenschild deezer Schutterye bestaat uit een rood veld, op welk een goud kruis is en in welkers vier hoeken vier goude kruissen zijn; hoe en op wat tijd de Schutterye dit wapenschild bekomen heeft, is my onbekend". Jhr. mr. J.B. Verheyen deelde in zijne Bijdrage tot de geschiedenis der voormalige schutterijen van den Bosch p. 8 nog mede, dat deze Schutterij het navolgend vaandel voerde: St. Sebastiaan te paard en wijders in het verschiet St. Sebastiaan aan een boom vastgemaakt wordende door handboogschutters doorschoten; daaronder in
| 368 |
een guirlande de spreuk: Deo duce, ferro comite en verder in de hoeken de wapens van Bourgondiė, Brabant, 's Hertogenbosch en het wapen der schutterij, zijnde een Jeruzalemsch kruis met vier dergelijke kruisen in de hoeken. In de Officierskamer van dit gebouw werd op Driekoningendag 1764 opgericht de Sociėteit, welke eerst genaamd was: door eendragt en opregte vriendschap zaam verbonden en later de Harmonie 5). Zij vergaderde er des avonds op iederen Zon- en Maandag, totdat zij in 1792 werd overgebracht naar een gebouw op den Westwal.
Jacob Kien schonk in het jaar 1785 aan de vier Schutterijen van den Bosch, waartoe ook de hierbedoelde behoorde, eene glazen bokaal. Hij, die ze sneed, was verplicht iets in een daartoe aangelegd album te schrijven. Wat dientengevolge daarin geschreven werd, staat vermeld in het Wetenschappelijk Tijdschrift N.-Brabant 1853 p. 50 en vlgd.
Den 5 November 1787 werd door de muitende soldaten van het Bossche garnizoen in het gebouw van den bogaard, waarvan hier de rede is, verschrikkelijk huis gehouden, zooals men zien kan in Dr. C.R. Hermans Geschiedk. Mengelwerk II p. 154. Dit zal wel geschied zijn, omdat de vier Schutterijen van den Bosch, met patriotische bedoelingen bezield, in den zomer van dat jaar tot aan den 17en September d.a.v. in den moestuin der Handboogschutterij gezamenlijk hare oefeningen hadden gehouden 6). In elk geval werd om die reden eveneens de Handboogschutterij op 9 November van laatstgezegd jaar van wege de Regeering des Rijks ontbonden. Ook zij bleef daarna nog eenigen tijd als een privaat zedelijk lichaam bestaan, doch lang duurde dit niet. Haar bogaard, of zooals die in de daarvan opgemaakte akte heet: de Handboogsboogaard werd reeds 8 September 1804 by executie, geschied ten haren laste, verkocht en wel aan Reinier Otto
| 369 |
Schrassert als gehuwd met Cornelia Catharina van der Voort, Die bogaard werd toen aldus omschreven: „eene hegte, sterke en weldoortimmerde huizinge en erve, bestaande in groote benedenkamer, kelderkamer, keuken, kamertje en keukentje, gaanderije, tuinmanswoning, privaat, binnen- en buitenpompen, boven groote voor- en agterkamer, kleine kamer, drie zolders en kelder; de laan voor de huizinge met de lindeboomen, heggen, poort en hekken; de kolf- en beugelbaan; de twee steene en zes houte prieelen met de daarin zijnde vaste tafels en banken; den hof of plein agter voors. huizinge met de twee uitgangen aldaar; de twee stallen, gemetselde buistelkuip en kelder of hok onder de trap; een schoonen en vruchtbaren tuin- of moeshof, genaamt de Kloosterhof, geleegen tusschen de Tolbrugstraat en de laan hierbovengenoemd, aan 't eene einde de Nieuwstraat, aan 't ander einde den hof of plein hiervoor gemeld; een schoone en vrugtbaren tuin- of moeshof, genaamd de Verlooren kost, met de laagte van dien, geleegen aan 't een einde aan de laan, hiervoor gemeld, aan 't ander eind de gragt of halven sloot van 's Lands magazijn, aan d'eene zijde de Nieuwstraat, aan d'andere zijde het Dijkje, lopende van het steene prieel hiervoor gemeld tot voors. Magazijn, met eenen gemetselde put, gemeen met 't volgende perceel; een schoone en vrugtbaren tuin- of moeshof, zijnde den Hof aan de hoogte, geleegen ex uno aan de muur langs de stadswallen, ex alio aan den weg of dijkje met de put langs het vorig perceel, aan 't een eind de muur agter het plein hiervoor genoemd, aan 't ander eind de halve sloot bij voorschr. Magazijn; een ledige erf, geleegen ten einde de Lange Tolbrugstraat over de agterpoort van den geweeze handboogsbogaard tusschen de stadswallen ex uno en een voetpad, strekkende van voorschr. straat tot den berg van Caster(en)smoolen ex alio. Zooals men uit deze omschrijving heeft kunnen zien, besloegen de bezittingen van de Schutterij van den Handboog eene groote uitgestrektheid; thans zijn zij in verschillende
| 370 |
perceelen verdeeld en zijn de daarop gestaan hebbende gebouwen reeds sedert lang gesloopt, zoodat er op hare vroegere erven geen spoor meer van die schutterij valt waar te nemen. Kort na laatstbedoelden verkoop zal ook wel gezegde schutterij opgehouden hebben te bestaan.
Ging men van dezen bogaard door de Tolbrugstraat naar de Markt terug, dan kreeg men oudtijds nabij het tegenwoordig kanaal de Zuid-Willemsvaart aan zijne rechterhand: Het Klooster achter de Tolbrug.
| 371 |
Noten | |
1. | J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 41. |
2. | Uit eene Bossche Schepenakte van 1709, waarbij veldjes verkocht werden, gelegen nabij het Kruitmagazijn (het laboratorium) te den Bosch, kan men nog beter zien, waar deze bogaard gelegen was, want daarin staat toch vermeld, dat die veldjes gelegen waren tusschen het erve, toekomende de Schutterye alhier, genaamd den Handboog, ex uno en de gracht van het Kruitmagazijn, ex alio. |
3. | In de oude Bossche Kronijk, die aHeen in M.S. bestaat, wordt vermeld, dat dit gebouw in 1543 gesticht is. Wellicht was dat een ouder gebouw dan het door Van Heurn beschrevene. |
4. | Hieruit blijkt, dat dit schilderstuk een triptiek was. |
5. | Men zie over deze Sociėteit Deel I blz. 220 en vlgd. en Taxandria XIX p. 241 en vlgd. |
6. | Dr. C.R. Hermans Geschiedk. Mengelwerk II p. 173. |